|
||||||||
“ With this album, you’re in for a Chicago treat?... “ Heden ten dage op zoek naar een waarachtig, stevig in Chicago blues-rooted muzikant? Dan is de man -wiens achternaam beslist ook herinneringen zal doen oproepen- producer, bassist en toetsenist Alex Dixon. Alex, geboren in 1975 in de South Side, ten zuiden van de hoofdarm van de Chicago River, is de kleinzoon van één van de belangrijkste songschrijvers van de twintigste eeuw, zanger, gitarist, contrabassist, arrangeur en producer, maar vooral bekend van de vele bluesstandards die hij schreef, blueslegende Willie Dixon (1915-1992). De songs “Little Red Rooster”, “Hoochie Coochie Man”, “I Just Want To Make Love To You”, “Spoonful” en “Back Door Man” werden door hem geschreven. Het was Willie Dixon die Alex opvoedde en bij wie hij thuis meerdere andere blues mannen ontmoette. Alex kreeg pianolessen van Leonard "Baby Doo" Caston (“Blues at Midnight”, “I’m Gonna Walk Your Log”), van zijn oom Arthur “Butch”, Lafayette Leake en Little Brother Montgomery. Alex woont nu in de San Francisco Bay Area en tourde vier jaar met Willie. Samen met Willie Dixon schreef Alex veertig nummers, waaronder “Study War No More”, dat staat op ‘Hidden Charms’ (1989, Capitol Records), het laatste album van zijn grootvader, dat met een Grammy bekroond werd. ‘The Real McCoy’ (een Engelse uitdrukking, wat zoveel betekent als "de enige echte" of "de onvervalste") is -na ‘Rising From the Ashes’ (een album uit 2009 van The Alex Dixon Band) & ‘The Vintage Room’ (een bluesrock-samenwerking uit 2007 met gitarist Cash McCall)- de titel van Alex Dixon’s derde studio album. Het album is het opnamedebuut van zanger Lewis Powell. Alex ontmoette “Big Lew” (de drummer van Chicago zangeres Nellie “Tiger” Travis) op het Chicago Blues Festival in 2015. Hij was gecharmeerd door zijn stem (een krachtige bariton), die doet denken aan, maar ruwer is dan, zijn grootvader. Naast Powell wordt Alex Dixon omringd door enkele belangrijke tweede en derde generatie blues artiesten van vandaag, waaronder Sugar Blue en Steve Bell (Carey’s zoon) op mondharmonica en, Alvino Bennett (Koko Taylor, Mighty Joe Young) op drums. Op gitaar is er de bijdrage van het trio Melvin Taylor, Gino M Matteo (Sugaray Rayford) & Rico McFarland. De 13-jarige dochter van Alex, Leila en Whaia, doen de achtergrondzang. Naast zeven originelen nummers koos Alex ook vier bekende covers uit de cataloog van zijn grandpa Willie Dixon. Het album opent met “(There’s) Nothing New Under the Sun”. Het nummer onderstreept dat traditionele blues niet over innovatie moet gaan, maar om de uitvoering ervan. In de slow blues “Spider in My Stew” trekt Lewis “Big Lew” Powell’s soulvolle zang de volle aandacht. Het Willie Dixon-nummer was in 1973 een soul/blues hit voor Buster Benton. Het krijgt hier een volledige make-over, maar komt wat “ongemakkelijk” over, waarschijnlijk door het onderwerp, dat het bedrog van de dame in kwestie vermoedt en bezingt. Daarna gaat met de titelsong het tempo omhoog. In deze midtempo shuffle waarschuwt Powell ons voor de “nep” die in alles en ook relaties zit. Met een rustige harpsolo opent de ballade “My Greatest Desire”, waarin opnieuw de gekwelde minnaar alleen achterblijft. Er volgt dan een trio van Willie Dixon nummers. De shuffle “When I Make Love” werd in 1973 voor het eerst opgenomen door Margie Evans. “Howlin for My Darling” schreef hij samen met Howlin' Wolf en werd in 1959 door Chess uitgebracht. De eerste opname van “Groaning the Blues” op Cobra Recordings dateert uit 1957 en is van Otis Rush. Powell heeft het over scheiden en lijdenin “10,000 Miles Away” en rond (via “I Want to Be Loved”, met McFarland op gitaar) uiteindelijk instrumentaal af met “Chi-Town Boogie”. Het nummer is “bijzonder” omdat het de enige instrumentale track op het album is én een jam, waaraan zowat iedereen meedoet. De harpist van dienst is hier Steve Bell. Met ‘The Real McCoy’ levert Alex Dixon opnieuw een “volwaardig” blues album in onvervalste Chicago stijl af. Het herinnert sterk aan de ouderwetse geluiden van de Windy City in de jaren '50, '60 en '70, wat bij sommige blues liefhebbers zeker heel wat voldoening impliceert. “ With ‘The Real McCoy’ Alex Dixon delivers another "full-fledged" blues album in unadulterated Chicago style. It’s very reminiscent of the old-fashioned sounds of Windy City in the 50s, 60s and 70s, which certainly implies a lot of satisfaction for some blues enthusiasts… “ (ESC for Rootstime.be) Eric Schuurmans
Album track list: Album line-up: Discography Alex Dixon:
|
||||||||
|
||||||||